Bestuurskundige Willem van Oppen heeft onderzocht hoe in de cultuursector zich het toezicht heeft ontwikkeld. Zijn bevindingen zijn duidelijk. Er wordt door de teruggang van subsidies aan culturele instellingen meer verwacht van de eigen verdiencapaciteit. Dat heeft direct ook gevolgen voor de toezichthouders. De Governance Code Cultuur heeft al voor de crisis gezorgd dat een Raad van Toezicht een belangrijkere taak heeft gekregen. Directies moeten inmiddels meer kunnen dan alleen artistiek leider zijn van bijvoorbeeld een museum of muziekgezelschap. Zij moeten ook omgevingssentitief zijn, verstand hebben van strategische marketing en exploitatie van een culturele instelling. Dat heeft wederkerig ook invloed op de samenstelling van een Raad van Toezicht. Willem van Oppen ziet twee assen:
‘Het lijkt er op dat het toezicht in de culturele sector zich heeft ontwikkeld langs twee assen: de as tussen reactief, door de bestuurder gestuurd toezicht en pro-actief, omgevingsgeoriënteerde toezicht; en de as tussen defence & statuten en offence & visie-missie-strategie. Er moet bij worden aangetekend dat goed bestuur en toezicht ook in de nieuwe stijl “defence” kunnen spelen, en de bepalingen van de statuten in acht moeten nemen. Organisaties die “in contro” zijn kunnen “offence” en “defence” naar gelang de omstandigheden met elkaar afwisselen. De Governance Code Cultuur speelt hierbij een katalyserende rol’.
28 september a.s. organiseert Cultuur + Ondernemen de conferentie: ‘Een beetje toezicht bestaat niet!’.
Het verhaal van Willem van Oppen is te lezen bij het Nationaal Register. Zijn rapport is hier te lezen.